vrijdag 27 maart 2009

Callewaerts kermesse

Vorige vrijdag vertelde ik over de geschiedenis van een lang vergeten instrument: het accordeon uit Lichtervelde, beter gekend als de Callewaert. Het of de accordeon? In het woordenboek ontdekte showpresentator Hans Maertens dat we mogen kiezen. Enfin, hier komt mijn driedelige -waargebeurde - vertelling. Lichtervelde was weer even het Mekka van de accordeon.



1.

“Elk zne goen ovond. Overlatst loazek da us dialect ant utsterven is. Unesko sprikt niet van ‘t Lichtervelds, mo van ’t West Vloams. Mo vo mie bestoat da niet West Vloams. Dialect da is Kortemarks, Roeselaers of Lichtervelds. Worom zegge kik dadde ollemolle? Ewel, dialect in een tale is geliek n’en accordeong in de meziek. Dialect is nie plat, nint, dialect makt de tale nes, ’t ist vet up de soepe. En accordenongs zient dialect van de meziek: de krage van je pinte, ’t skum da bluft plakn up je lippen. En accordeongklankn zien zjust gelik et dialect een bedreigde soorte. Oet gedaen is met ’t dialect, ist gedaen met de leute. En let up mien woordn! Oet gedaen is met ’n accordeong, is ‘t gedaen met de kermesse. Me gaont zoverre nie laotn komn. Vandoge is ’t kermesse! Een feèste van de volkstoale en het volkinstrument. Een accordeongfeèste. Welkom up Callewaerts kermesse!
Beste meisn, zet jundre gemakkelijk, aenstikt een pupe en lustert noa ’t nieuws van de prochje. Nieuws? ’t Is eignliek ol oed nieuws, zo oud damt ollemolle vergetn zin. Ik gao ier een jammerlike historie vertellen. Over ‘t leevn van Felix en Eugene Callewaert. Voadre en zeune. Accordeongbouwers an de Zwaenebeke.”
We keren terug naar de zomer van 1914. ’t is kermis in Lichtervelde. Op de markt is het gezellig druk. De Margrietekermis draait op volle toeren. De kroegen en hun terrassen lijken op een schilderij van Vincent Van Gogh en de kinderen lopen door centrumstraten. Ze poseren voor een foto, als een fotograaf dat vraagt. “Allé, nog ne latste foto, voa dat doenker is en voa dam me de lukkers toedoen.” De gasverlichting gaat aan.
En er is muziek in het dorp. Een aangespoelde entrepreneur uit Zwevezele bouwt trekzakken. Al 25 jaar doet hij dat. Felix Callewaert. 1914. Callewaert heeft een accordeonfabriek, hier op het Gildhof. Hij zegt zelf dat zijn accordeons de beste zijn, de stevigste, de duurzaamste, de volmaaktste en daardoor de voordeligste. Bespeelt ze en ge zult overtuigd zijn.
Zijn accordeon is wereldberoemd. Eén ervan was te zien op de wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1885, nu is dat al 20 jaar geleden. In zijn winkel verkoopt hij zijn product. In de etalage staan de mooiste exemplaren naast grammofonen en uurwerken. De goedkoopste trekzak kost 52 frank. In elk huishouden in Lichtervelde is er wel één te vinden. Het duurste accordeon is er één voor echte artiesten en kost zes keer zoveel: 300 frank. Achter de winkel is het woonhuis. Moeder Callewaert bestiert een grote menage: Celine, Achiel, Jeannette, Georgina, Arseen en Eugeen. Zes kinderen. Zelf zou ik het niet beter kunnen.
De accordeonfabriek stelt zes vakmensen te werk. In het atelier hoort de Felix het stemmen van de instrumenten en hij kijkt hoe de ambachtslui geconcentreerd en met gedempte stemmen praten, met passie voor de stiel. Een accordeon maak je met geduld. In het magazijn is het druk. Timmerwerk. Accordeons verpakt in houten kistjes staan klaar voor transport. Hij krijgt bestellingen uit alle continenten. Van het station van Lichtervelde sporen de accordeons tot in Antwerpen en van daaruit gaan ze met grote vrachtschepen naar de nieuwe wereld. Het instrument en zijn bouwer zijn bekend tot in Canada en Amerika. De Callewaert ging tot in Argentinië en Buenos Aires. En overal waar Callewaert kwam was er kermis! Tango!

2.

“Kweet et nog goed. ‘t Was in de zomre van vièrtiene. Te viern in ‘n achternoene begost de kostre de klokn te luwn. Niemand at da ol hoord. Ze peizden dat de kostre zot kwam. Ie liep van dene klokke na dandere en ie speelde zo kreuple gelik ne panikeur. Moa me verston ollemoale wuk datn wilde zegn. De sukkelare sloeg alarm vo nen brand die vier joar zout deuren.”
De kermiskramen raken niet weg uit Lichtervelde. Alle treinen zijn door het leger opgeëist. Jonge gasten, in de fleur van hun leven, ontvangen een oproepingsbrief. Eugene Callewaert, de zoon van Felix is twintig. Hij mag thuis blijven. Hij is vrijgesteld wegens broederdienst. Zijn broer Achiel is sergeant bij het Belgische leger.
Eugene ziet hoe de oorlog Lichtervelde verandert in een regimentsstad. Alle reclamen en opschriften op winkels moeten verduitst worden. Callewaert zet boven zijn vitrine “Uhren & Juwelen.” De Lichterveldenaars lachen en ze geven een eigen invulling aan “Uhren en Juwelen.” De ironie zou werkelijkheid worden. Binnen de kortste tijd liep het dorp vol met “Uhren”, maar dan zonder juwelen. Eugene en zijn vader kijken met grote ogen naar soldaten met snorren en punthelmen, naar het verse paardenvlees met leren zadels, ze zijn opgewonden en ze zien reusachtige rupsen met kanonnen die de kasseien doen krijsen, ze zien ontelbare soldatenbenen, vrachtwagens met blinkende rollen prikkeldraad en veldkeukens. En in de verte zien ze niets behalve de duisternis van het niemandsland. Als je goed luistert kan het front horen. Tot in Lichtervelde.
En dan komt de oorlog dichtbij. “Een plots getik werd hoorbaar” schrijft Callewaert. Eerst dacht hij dat zijn moeder de naaimachine aanzette. Maar ‘t was dat getik niet en ‘t was te kort op de middag. Het was een vliegtuigmoter. En dan een gefluit, niet het fluitje van een majoor, maar van een bom die naar beneden glijdt.
Stel je voor, doe je ogen dicht en beeld je Eugeen Callewaert in. Hij schrijft met zijn trekpen in zijn dagboek. 1915. Een stralende hemel, geen wolk. Straatkinderen lopen lachend, uitdagend en huppelend langs de troepen die voorbij de accordeonfabriek marcheren. Ze zingen.
En toen kwam ze, die bom. Die allereerste bom die bleef steken en niet ontplofte. Een inslag, in de Beverenstraat. De bom richt geen schade aan. Iedereen rent de straat op. De stafarts zoekt gewonden. En weer het vliegtuig. Vier uur in den achternoene. Twee bommen tussen al dat volk en al die soldaten. Halleluja, geallieerde smeerlappen. Godverdomme.
Callewaert weet niet hoeveel doden en gekwetsten hij ziet. “’t Is ool verschoeperd en verdimmelierd” lees ik in het dagboekje. Hevig bloedende vrouwen en kinderen zien er verschrikkelijk uit. De regimentsarts en de paardenknecht sterven ter plekke. De onderofficier is net uit verlof, hij sterft een dag nadien. Een dappere soldaat krijgt een granaatscherf in de longen. De onderluitenant komt weg met een scherf in de onderbenen en de wapenmeesters zijn zwaar gewond. Zes huizen en de apotheek zijn compleet vernield, een straat vol scherven. Callewaert ziet het allemaal gebeuren, recht tegenover de accordeonfabriek.
Een meisje met een keurig schortje lacht. Ze deelt Pernotbiscuits uit. Het meisje ziet in slow motion hoe een scherf haar schone schort scheurt. Haar koekentrommel valt uit haar handen. Pernotbiscuits waren een beroemd merk van toen, daar hoor je nu niets meer van… Van het meisje ook niet.
Ambulances, talloze ambulances voeren de slachtoffers weg. Een begrafenis. De begrafenisstoet is lang en de uitvaart is plechtig. Mannen met buis- en bolhoeden dragen de kisten. Hun hoofden staren naar de straatstenen. In deze stoet loopt ook het gezin Callewaert: vrijwel alle slachtoffers kenden zij: het buurmeisje, de buur jongen. Apotheker Vandeputte en vele anderen hebben het bombardement niet overleefd. En dan begint de stoet te bidden: onze vader die in de hemelen zijt. Geheiligd zij is uw naam. Uw rijk kome, uw wil geschiede.
Op het kerkhof torent het christuskruis hoog boven de rouwenden. Een Duitse blaaskapel luistert de uitvaart op. Er staan kisten in alle formaten. Het kleine kistje van het meisje met het gescheurde schortje en de pernotbiscuits staat tussen de vele andere kisten in.
Twee jaar later vallen er bommen op de fabriek. De trekzakken en de platendraaiers staan in lichterlaaie. Er wordt geblust met water uit de Zwanebeek tot het dakgebinte kreunend te pletter stort. Wat gaat er door Callewaert heen als de winkel, de werkplek en zijn woonhuis veranderen in een laaiende bouwval met rookpluimen die ver buiten Lichtervelde zichtbaar zijn? Wat gaat er door Callewaert heen als zijn hele hebben en houden reduceert tot niets?
Eugeen Callewaert komt gebroken uit de oorlog: hij is zijn ouders kwijt. Zijn broer sneuvelt bij het bevrijdingsoffensief. Hoeveel kan een mens verdragen? Ja, hoeveel kan een mens verdragen. Veel blijkbaar.
Na de oorlog zou alles anders worden. Eugeen leert een vrouw kennen op wie hij smoorverliefd wordt. Hij is stapelzot van Marie Louise en hij maakt de mooiste accordeons. Een accordeon behandel je als een vrouw: zacht en teder. Daar weet Frans Vanzieleghem alles van. Callewaert loopt met zijn hoofd in de wolken en lanceert een nieuwe en succesvolle reeks: de excelsiorreeks. Op elke toets zet hij een bevallig vrouwengezicht. In 1920 trouwt hij, en weer is er feest! Weer is er kermis! Callewaerts kermesse.

3.

“’t Is ovrol geweetn dat uze accordeons oal dandere overtrefn deur undre specioal accoord, ze zin onovertrofn en zuver van klank.”
De jonge Callewaert drukt zijn stempel op de firma. Hij leidt de productie met grote deskundigheid. Zelf is hij niet zo muzikaal. Hij genoot geen muziekonderwijs, maar hij kan als niemand anders de instrumenten tot in perfectie stemmen.
In de winkel kiezen accordeonisten uit tientallen modellen of ze laten er één op maat maken. In 1925 kost het goedkoopste 300 frank, de duurste bijna 15 keer zoveel: meer dan 4000 frank. Hier gaan luxeproducten naar buiten. Ze worden versierd met gravures en bloemen, er zijn fijn ingewerkte houtborduren van palisander, inlegwerk van diamanten, parelmoer en parels. Zijn medewerkers krijgen in deze tijd opslag. Van 90 tot 120 frank per week.
Tijdens de jaren dertig krijgt het accordeon concurrentie van de radio. En de winkel van Callewaert krijgt concurrentie van bazars en grootwarenhuizen. Callewaert geeft de accordeonisten de raad om enkel bij hem te kopen. “Wilt gij verzekerd zijn van eene eerlijke bediening, zendt uwe bestellingen rechtstreeks tot het huis Callewaert, alomgekend sedert lange jaren. Opgepast voor namaaksels en bazars die instrumenten verkoopen welke ze niet zelf vervaardigen.” Maar toch, het tij is niet meer te keren. Het instrument raakt stilaan in de vergeethoek. Eugene blijft een drukke zaak runnen. Hij verkoopt nu Barcoradio’s en hij engageert zich in de gemeentepolitiek. In het midden van de jaren dertig schopt hij het tot burgemeester van Lichtervelde.
En toen kwam opnieuw die oorlog.
Het verhaal is bekend. In 1942 wordt Callewaert samen met een veertigtal Lichterveldenaars gearresteerd. Hij wordt aangehouden voor het doorgeven van wapens. Het werd het stil in Lichtervelde. Iedereen zweeg als vermoord. Begin mei 1945 hoorden we droevig nieuws. Over de beul die zijn werk had gedaan. De mensen vloekten hun longen leeg. Het ongeluksgetal dertien heeft in Lichtervelde een bijzondere betekenis. Dertien dorpsgenoten met de valbijl omgebracht: burgemeester en accordeonbouwer Callewaert en twaalf anderen. Onthoofd in Wolfenbüttel.
Straks is het weer kermis. Elk jaar zal het kermis zijn en dat is niet te verdragen. Niet te harden. De feestvlaggen van de bevrijding worden ingeplooid. Het dorp rouwt. En dan slaat de verstomming om in woede. De Zwanebeek scheurt Lichtervelde in twee en zet een definitief punt achter Callewaerts kermesse. Van overal stuurt men bloemen naar Lichtervelde, ten teken van zware rouw. Lichtervelde werd een bloementapijt.


Bibliografie

BENEDICT WYDOOGHE. Zwanebeekvertellingen II. Cultuurvereniging De Burgersgilde & Perskring, 2009.

BENEDICT WYDOOGHE. Zwanebeekvertellingen. Perskring, Lichtervelde, 2006.

HUBERT BOONE. Accordeon en voetbas in België. Peeters, Leuven, 1990.

MICHEL DEWILDE (Ed.). Variétés. Een feestelijke blik op het accordeon 1850-1950. ultuurcentrum, Brugge, 2004.

MODEST MAERTENS. De stille strijd van Eugeen Callewaert burgemeester van Lichtervelde. De Windroos, Beerem, 1995.

RIA PATTYN. De Callewaert. Het verhaal van een accordeon die ooit 21 tonen en 10 bassen had. Uitgave in eigen beheer, Lichtervelde, sd.

ROGER HESSEL. Liedjes die eigenlijk niet mogen. Erotiek, Pornografie en Vulgarisme in het Vlaamse volkslied. VKH, Torhout, 2009.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten